In Gooi en Vechtstreek zijn 12.000 mensen onvoldoende (digi)taalvaardig. Ruim vijftig maatschappelijke organisaties en de acht gemeenten in de regio spreken af om oog te hebben voor
deze inwoners. Websites en folders worden aangepast, medewerkers worden geschoold in het herkennen van laaggeletterdheid en taalcursussen worden gegeven. Deze verbeteringen en
aanpassingen komen samen in het Taalakkoord 2019-2021 dat vandaag is ondertekend.
Het doel is dat alle inwoners van de regio de kans krijgen om beter te kunnen lezen, schrijven, rekenen en beschikken over voldoende digitale vaardigheden. De ondertekenaars slaan de handen
ineen en bundelen kennis om meer laaggeletterden te bereiken. Iedereen moet kunnen meedoen in regio Gooi en Vechtstreek.
Gooi en Vechtstreek initieert met Stichting Lezen & Schrijven dit taalakkoord. Annette Wolthers, regionaal portefeuillehouder en wethouder in Hilversum, wijst op het hogere doel van het
Taalakkoord: “We willen dat alle inwoners meedoen in de samenleving en taal is daarbij een belangrijke sleutel”.
Lydia de Jong, Rayoncoördinator Stichting Lezen & Schrijven benadrukt dat alle inspanningen van de ondertekenaars samen een beweging in gang zetten. “Apart zijn het kleine acties, maar samen zijn ze van groot belang voor alle inwoners die moeite hebben met lezen en schrijven en zo maken we het verschil”.
Wat betekent laaggeletterdheid?
Laaggeletterdheid houdt in dat mensen de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om zelfstandig en actief mee te kunnen doen aan activiteiten in de samenleving. Nederland telt 1,3 miljoen
laaggeletterden in de leeftijd van 16 tot 65 jaar. Inclusief de 65-plussers komt dat aantal zelfs uit op 2,5 miljoen. In regio Gooi en Vechtstreek is van de circa 245.000 inwoners zo’n 12.000 mensen
onvoldoende (digi)taalvaardig. Dat wil zeggen dat zij niet, of slecht in staat zijn om in het Nederlands geschreven (digitale) informatie te gebruiken in het dagelijks leven.
Uit onderzoek blijkt dat laaggeletterdheid op een groot aantal gebieden doorwerkt. Mensen uit deze doelgroep lopen een groter risico op werkeloosheid en sociaal isolement. Ook zijn ze vatbaarder voor depressies, belanden ze vaker in de criminaliteit en doen ze een groter beroep op medische zorg. Ook hun kinderen lopen deze risico’s.