Het doel van de Spreidingswet (ofwel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen) is om te komen tot voldoende opvangplekken en een evenwichtiger verdeling van asielzoekers over alle provincies en gemeenten.
Op 31 januari 2024 heeft het rijk gepubliceerd dat er landelijk voor de komende twee jaar naar verwachting 96.000 opvangplekken nodig zijn voor asielzoekers. Deze opvangplekken zijn indicatief verdeeld over de gemeenten op basis van het inwoneraantal én de sociaaleconomische score (welvaart) van een gemeente. Door de aantallen van de gemeenten in de provincie bij elkaar op te tellen, ontstaat de provinciale opvangopgave. Gemeenten bespreken aan de provinciale regietafels (PRT’s) hoe zij gezamenlijk die opgave gaan invullen. Zij beslissen hier onderling welke gemeenten opvang gaan leveren en met hoeveel plekken.
Gemeenten kunnen daarmee, met andere woorden, hun opgaven in overleg met elkaar verevenen, als daarmee de totale provinciale en/of regionale opgave behaald wordt. Reeds bestaande opvangplekken – of die binnen 12 maanden beschikbaar komen – van meer dan 100 plekken en langer dan 5 jaar, tellen mee bij de invulling van de eigen provinciale opgave.
De PRT’s worden gecoördineerd door de commissarissen van de Koning (CdK’s) in hun rol als Rijksorgaan. De CdK brengt hier vóór 1 november van het jaar verslag van uit aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Wanneer gemeenten tot een sluitende verdeling komen, legt de staatssecretaris dit vast in een verdeelbesluit. Alleen als het gemeenten niet lukt om gezamenlijk de hele provinciale opgave in te vullen, kan de staatssecretaris zelf gemeenten aanwijzen en daarmee verplichten om asielzoekers op te gaan vangen. Na 2 jaar start de cyclus weer opnieuw met het ramen van de hoeveelheid opvangplekken, zie onderstaande figuur met de stappen op de tijdlijn.